Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaak·kramp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaakkramp kaakkrampen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kaakkrampv / m

  1. (medisch) het niet kunnen openen van de mond als gevolg van afwijkingen van de kauwspieren, het kaakgewricht of mond- of gebitsontstekingen
Synoniemen

Gangbaarheid