jureren
- ju·re·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jureren |
jureerde |
gejureerd |
zwak -d | volledig |
jureren [2]
- inergatief als jury optreden, beoordelen als jurylid
- Het woord jureren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jureren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ jureren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be