• ju·me·le·ren
  • uit het Frans

jumeleren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jumeleren
jumeleerde
jumeleerd
zwak -d volledig
  1. vriendschap sluiten tussen vrouwen
  2. vriendschap sluiten met een andere stad of gemeente
     Rijssen-Holten kan weer opzoek naar een partnergemeente om mee te jumeleren.[1]
29 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Nieuw vriendje gezocht voor Rijssen-Holten” (04-12-2008), Tubantia
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be