• ver·zus·te·ren
  • afgeleid van zuster met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzusteren
verzusterde
verzusterd
zwak -d volledig

verzusteren

  1. overgankelijk bijzonder sterke banden aanknopen
  2. wederkerend zich ~: zich als zusters met elkaar verenigen
61 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be