Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ju·bel·lied
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jubellied jubelliederen
verkleinwoord jubelliedje jubelliedjes

Zelfstandig naamwoord

het jubelliedo

  1. lied waarin van vreugde wordt gejubeld
    • toen hij 's ochtends in de kou opstond, barstte hij meteen uit in een jubellied 

Gangbaarheid