joyrider
- joy·ri·der
- Naamwoord van handeling van joyriden met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | joyrider | joyriders |
verkleinwoord | joyridertje | joyridertjes |
de joyrider m
- persoon die zonder toestemming van de eigenaar een tocht maakt met een voertuig
- Een wel heel opvallende joyrider in Enschede. Daar werd donderdag een bestuurder betrapt van nog maar 5 (!) jaar oud. Het jongetje vertelde dat hij eerst wat foto’s had bekeken van iemand die in een auto zit. Hij dacht: dat kan ik ook! [3]
- De joyrider die afgelopen zomer met een legertruck een rondrit maakte in Brabant, kon urenlang ongestoord zijn gang. De man werd pas ingerekend nadat hij militairen zelf om startkabels vroeg omdat zijn accu het had begeven. [4]
- Zoals zoveel jongeren had hij tijdens zijn studie schelmenstreken uitgehaald waar hij nu nog besmuikt om kon lachen. Die keer dat hij als joyrider in een scootmobiel door de binnenstad had geracet zou hij nooit meer vergeten. [5]
- Het woord joyrider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "joyrider" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ joyrider op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 15-06-17 Kleuter (5) gaat er in Enschede stiekem vandoor in auto en botst tegen boompje
- ↑ Tubantia Raymond Boere 30-10-17 Joyrider legertruck kon urenlang ongestoord zijn gang gaan tot zijn accu leeg was
- ↑ Tubantia Gerard Lukken 31-12-17 Voormalig kapelaan over zijn duivelse dilemma: 'Liefde laat zich niet dwingen'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be