Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • joel·feest
Woordherkomst en -opbouw

Samenstelling van feest en een niet als los woord in het Nederlands voorkomend deel waarvan de etymologie niet geheel zeker is; de meest waarschijnlijke verklaring is dat de betekenis hiervan "vrolijk", "feestelijk" is (in dat geval verwant met bijv. jolijt).[1]

enkelvoud meervoud
naamwoord joelfeest joelfeesten
verkleinwoord joelfeestje joelfeestjes

Zelfstandig naamwoord

het joelfeesto

  1. (feest) Germaans feest, gevierd in de dagen rond de winterzonnewende
    • De dag voor het joelfeest was grijs en stormachtig.[2] 

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen