• jak·kals
enkelvoud meervoud
naamwoord jakkals jakkalse

jakkals

  1. (roofdieren) jakhals
  2. (roofdieren) vos
  3. (figuurlijk), (persoon) doortrapt iemand, gluiperd, profiteur
  • as die jakkals die passie preek, moet die boer sy ganse oppas
  • dis die klein jakkalsies wat die wingerd verniel
kleine foutjes richten vaak de grootste schade aan
  • hoe kaler jakkals, hoe groter stert
  • jakkalse trou
het is kermis in de hel, er is een zonneregen gaande, het regent terwijl de zon schijnt
  • jakkals prys sy eie stert
het is onbetamelijk om zichzelf te prijzen
  • 'n jakkals wees
een sluwe vos zijn
  • 'n ou jakkals
een oude vos
  • 'n regte jakkals
een stiekemerd
  • sommer het/is nie rede nie, jakkals dra nie klere nie
daarom is geen reden
  • so slim soos 'n jakkals
zo slim als een vos
  • vir jakkals skaapwagter maak