Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jacht·wa·pen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jachtwapen jachtwapens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het jachtwapeno

  1. wapen dat men in de jacht op wilde dieren gebruikt
     De schutter heeft mogelijk een jachtwapen gebruikt. De politie onderzoekt vanaf waar is geschoten. Mogelijk gebeurde dat vanaf een viaduct over de A7.[2]
     De openbaar aanklaagster eiste een boete van 50.000 euro, intrekking van de jachtvergunning en in beslagname van het jachtwapen. Het OM kan nog in hoger beroep tegen de uitspraak maar is dat volgens Fülscher niet van plan.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bus met Tsjechische toeristen beschoten op Franse snelweg” (Zondag 5 juni 2016), NOS
  3.   Weblink bron
    Caspar Naber
    “Jager uit Enschede vrijgesproken van doodschieten Duitse wolf die jachthonden aanviel” (22-06-2021), Tubantia