Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iso·me·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
isomeriseren
isomeriseerde
geïsomeriseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

isomeriseren

  1. ergatief (scheikunde) overgaan in een isomeer
    • Het NMR-signaal liet duidelijk zien dat de stof bij de hoge temperatuur geïsomeriseerd was. 
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid