• is·la·mo·fi·lie
enkelvoud meervoud
naamwoord islamofilie -
verkleinwoord - -

de islamofiliev

  1. (pejoratief) overdreven positieve houding tegenover het geloof van moslims
     De belangrijkste reden dat ik ervan afzag was dat ik wil opkomen voor de vrijheid in Nederland – dat is het thema dat mijn muze bezingt. Die vrijheid is helaas niet meer zo vanzelfsprekend en goedmoedig. Het is toch van de pot gerukt dat elke opvatting over de islam gerangschikt wordt onder anti-islamisme of islamofilie. De nuance is zoek en extremisme bestrijd je het beste met de nuance.[1]
  1.   Weblink bron
    Hafid Bouazza
    “Moslims kwetsen Nederland” (2 maart 2002) op nrc.nl