inzoute
- in·zou·te
- [werkwoord] stam van het werkwoord inzouten, dat niet wordt gescheiden in een bijzin, met de uitgang -e
- [bijvoeglijk naamwoord] afleiding van het versterkte bijvoeglijk naamwoord inzout met de uitgang -e
inzoute
- (in een bijzin) aanvoegende wijs tegenwoordige tijd van inzouten
- Het Vet dezer Dieren is in 't eerst zoo zoet als merg, doch binnen weinige dagen word het rans, tenzy men het inzoute, wanneer het veel langer kan goed blyven. [1]
inzoute
- verbogen vorm van de stellende trap van inzout
- Het woord inzoute staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.