interveniëren
- in·ter·ve·nië·ren, in·ter·ve·ni·eren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenbeide komen’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- afgeleid van het Franse intervenir (met het voorvoegsel inter- en met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
interveniëren |
intervenieerde |
geïntervenieerd |
zwak -d | volledig |
interveniëren
- inergatief zich mengen in een conflict of op een markt
- Toen de spelers slaags raakten, intervenieerde de scheidsrechter al snel.
- ingrijpen, tussenbeide komen
- Het woord interveniëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "interveniëren" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "interveniëren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ interveniëren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Zie Wikipedia voor meer informatie.