intervenieerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ter·ve·ni·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
interveniëren |
intervenieerde
- enkelvoud verleden tijd van interveniëren
- Ik intervenieerde.
- Jij intervenieerde.
- Hij, zij, het intervenieerde.
- Ik intervenieerde.