• in·ter·rup·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderbreking’ voor het eerst aangetroffen in 1501 [1]
  • afgeleid van het Franse interruption (met het voorvoegsel inter-) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord interruptie interrupties
verkleinwoord interruptietje interruptietjes

de interruptiev

  1. Onderbreking
    • In parlementen betekent een interruptie een onderbreking van iemand die in een vergadering aan het woord is. Interrupties zijn in parlementen heel gebruikelijk. In de Nederlandse Tweede Kamer staan acht interruptiemicrofoons opgesteld, voor leden die de spreker die achter het spreekgestoelte het woord voert of de bewindspersoon in Vak K willen onderbreken. 
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]