interlokaal
- Geluid: interlokaal (hulp, bestand)
- in·ter·lo·kaal
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | interlokaal | interlokaler | interlokaalst |
verbogen | interlokale | interlokalere | interlokaalste |
partitief | interlokaals | interlokalers | - |
interlokaal
- tussen gemeenten onderling, tussen bepaalde gebieden
- Chavannes' visie op de talentoekomst is blijkbaar dat iedereen in Europa, de Nederlanders voorop, “perfect tweetalig” zou moeten worden: allemaal Engels, en ieder zijn streektaal. Ik geloof daar om een aantal redenen niet zo in. Het Engels zal zeker belangrijker worden in het interlokale Europese verkeer, maar echt tweetalig zie ik het overgrote deel van het continent niet worden. [1]
1.
- Het woord interlokaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "interlokaal" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be