interlandspeler
- in·ter·land·spe·ler
- samenstelling van interland zn en speler zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interlandspeler | interlandspelers |
verkleinwoord | interlandspelertje | interlandspelertjes |
de interlandspeler m
- (sport) sporter die speelt in een nationaalelftal dat uitkomt tegen andere landen
- ▸ Beide jongens werden door de trainers van Djurgàrden gezien als mogelijke interlandspelers in de toekomst en ze waren overgehaald om een contract voor vijfjaar te tekenen. Daar kon je je bedenkingen bij hebben als advocaat.[1]
- Het woord 'interlandspeler' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149