interim-trainer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·te·rim-trai·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van interim zn en trainer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interim-trainer | interim-trainers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de interim-trainer m
- (beroep) (sport) iemand die oefenmeester is in de periode tussen het ontslag van de vorige oefenmeester en de aanstelling van zijn opvolger
- ▸ Na afloop van de training van FC Utrecht vertelt interim-trainer René Hake over het mogelijke vertrek van John van den Brom naar het Belgische Racing Genk.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord interim-trainer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Hake voorlopig interim-trainer bij FC Utrecht: 'Wonderlijke voetbalwereld'” (VR 6 NOVEMBER), NOS