interim-bestuurder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·te·rim-be·stuur·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord interim-bestuurder interim-bestuurders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de interim-bestuurderm

  1. (beroep) tijdelijke extra-dure bestuurder in een overgangsperiode
    • Gehandicaptenzorginstelling heeft een interim-bestuurder te veel geld betaald voor zijn werkzaamheden [1] 

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen