• in·ste·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
insteken
stak in
ingestoken
klasse 4 volledig

insteken

  1. overgankelijk een scherp voorwerp inbrengen
    • Als je de naald eenmaal ingestoken hebt, kun je de draad er gemakkelijk doorrijgen. 
  2. absoluut ingebracht zitten
    • Ik gaapte vol ongeloof naar de onderkant van mijn linkervoet, waar een hoop naalden instaken. 
  • Insteken, omslaan, doorhalen en af laten gaan.
De basishandelingen van het breien.

de instekenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord insteek
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be