inspraakmogelijkheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·spraak·mo·ge·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inspraakmogelijkheid inspraakmogelijkheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de inspraakmogelijkheidv

  1. gelegenheid voor degenen die door een voorgenomen besluit van een autoriteit worden geraakt om hun opvattingen daarover te laten weten zodat die autoriteit daar rekening mee kan houden
    • Pogingen om politici tijdens de inspraakmogelijkheid van een raadsdebat te overtuigen, zijn dan ook tot mislukken gedoemd. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen