Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·sec·ten·snack
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord insectensnack insectensnacks
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de insectensnackm

  1. (voeding) klein hapje dat bestaat uit (gefrituurde) insecten
     De hoogleraar denkt dat ook Nederlanders insecten lekker zullen vinden, als ze eenmaal over het idee van 'griezelig'en 'vies' zijn heengestapt. Of dat zo is moet nog blijken, want de verkoop van de mede door hem in 2010 geïntroduceerde insectensnacks is nooit echt van de grond gekomen.[1]
     Kleine meelwormpjes liggen in een bedje van sla op een broodje, pesto garneert die bijzondere combinatie. Bij het Rotterdamse Boekenbal was onlangs de natuur het thema, vandaar de insectensnacks. Het boekenvolk aarzelt, maar daarna eet de hapjes toch nieuwsgierig op.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Econoom Wijffels: Insecten prima alternatief voor vlees” (10-04-2012), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Jana Hannemann
    “Insecten eten? We zullen straks wel moeten” (04-04-2018), Tubantia