• in·nu·en·do
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord innuendo innuendo's
verkleinwoord

het innuendoo

  1. het op een bedekte manier iets suggereren
     "Hij had een heel bijzonder, apart leven." Hij noemt het nummer Innuendo als voorbeeld. "Toen was hij al zo ziek dat hij maar drie takes achter elkaar kon opnemen. Tussendoor moest hij rusten. Maar die drie: dat waren me er takes. Daar hoor je helemaal niet aan dat hij ziek was."[2]
     ‘Veel te veel seksueel innuendo voor een programma dat door families bekeken wordt’, ‘dit ging ver voorbij entertainment en had te veel pornografische danspasjes, totaal niet familievriendelijk’, ‘er zou op zijn minst gecensureerd en geblurd moeten zijn’.[3]
  1. innuendo op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “'Als je Freddie Mercury zingt, ben je vrij om alles te doen'” (24-11-2016), NOS
  3.   Weblink bron
    ev
    “1.312 klachten over Super Bowl-show van Shakira en J. Lo: ‘Dit was softporno’” (27/02/2020), De Standaard