inloopwinkel
- in·loop·win·kel
- samenstelling van inloop ww en winkel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inloopwinkel | inloopwinkels |
verkleinwoord | inloopwinkeltje | inloopwinkeltjes |
de inloopwinkel m
- laagdrempelige instelling waar men vrijblijvend binnenloopt om wat te neuzen
- Het woord 'inloopwinkel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.