• in·ko·mens·ni·veau
enkelvoud meervoud
naamwoord inkomensniveau inkomensniveaus
verkleinwoord inkomensniveautje inkomensniveautjes

het inkomensniveauo

  1. (economie) de grootte van de hoeveelheid geld die men regelmatig ontvangt
    • Ook in dorpen wonen veel mensen met een laag inkomensniveau. 
    • Mensen met een laag opleidings- en inkomensniveau hebben het moeilijk in Nederland, maar misschien in andere landen nog moeilijker.