inhout
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inhout | inhouten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het inhout o
- (scheepvaart) het hout van het geraamte van een schip
- ▸ Opvallend was de nauwkeurigheid waarmee de houten buikdenning was dichtgemaakt. Door het drogen van het hout ontstonden kieren en gaten, die werden dichtgestopt met eikenhouten of grenen plankjes en latjes van 5 à 10 mm. Men deed alle mogelijke moeite om te voorkomen dat het lekwater tussen de spanten met de lading in contact kwam of anderzijds de lading tussen de inhouten of spanten terecht kon komen.[3]
Gangbaarheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inhout" herkend door:
9 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[4] |
- Het woord 'inhout' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ inhout op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Buikdenning” (29/5/2020), Wikipedia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be