• in·ge·wands·ziek·te
enkelvoud meervoud
naamwoord ingewandsziekte ingewandsziekten
ingewandsziektes
verkleinwoord

de ingewandsziektev

  1. een ziekte van het maag-darmkanaal
     „Er is maar één ziekte waar grote groepen mensen in zo’n korte tijd aan kunnen sterven. Cholera is een ingewandsziekte, waarbij mensen leeglopen, volkomen uitdrogen en een vreselijke dood sterven.”[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Grote bewondering voor Sifra en Pua” (04-03-2009), Reformatorisch Dagblad