infectiebron
- in·fec·tie·bron
- samenstelling van infectie zn en bron zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | infectiebron | infectiebronnen |
verkleinwoord |
- punt van waaruit een infectie zich verspreidt; bron van een infectie
- ▸ In Duitsland heeft een tweede onderzoek bevestigd dat de consumptie van rauwe groente risico's met zich meebrengt. De infectiebron is nog steeds actief, zegt minister Bahr van Volksgezondheid.[2]
- ▸ Er zijn ook geen aanwijzingen dat gezelschaps- of landbouwdieren een infectiebron vormen voor mensen, schrijft de Wageningen University & Research. Wereldwijd zijn enkele gevallen bekend van besmette huisdieren, maar dat was altijd van mens op dier en niet andersom.[3]
- Het woord infectiebron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Duitsland: mogelijk meer EHEC-doden” (Maandag 30 mei 2011, 18:39), NOS