• in·faust
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen infaust infauster (infaustst) *
verbogen infauste infaustere (infaustste) *
partitief infausts infausters -

infaust

  1. (medisch) ongunstig
    • Een infauste prognose is dat de ziekte een dodelijke afloop heeft 
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest infaust(e)" worden gebruikt. [1] [2]
  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)