industrieconglomeraat

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·dus·trie·con·glo·me·raat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord industrieconglomeraat industrieconglomeraten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het industrieconglomeraato

  1. groep industriële bedrijven die functioneren onder één leiding; samenklontering van verschillende industriële bedrijven
     De Siemens-medewerkers in Hengelo die hun baan dreigen te verliezen, kunnen nog een beetje hoop houden. Er zijn twee partijen serieus geïnteresseerd in een overname van de vestiging van het Duitse industrieconglomeraat.[1]
     Aandelen uit allerlei sectoren gingen hard onderuit. Air France-KLM verloor 10 procent en heeft opgeteld deze week al meer dan een vijfde van zijn waarde verspeeld. Staalbedrijf Arcelor Mittal en industrieconglomeraat Aalberts Industries raakten allebei 10 procent kwijt.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “De laatste hoop voor Siemens Hengelo: twee mogelijke kopers” (Woensdag 31 januari 2018), NOS
  2.   Weblink bron “Beurzen onderuit” (Donderdag 27 februari 2020), NOS