incontinent
- Geluid: incontinent (hulp, bestand)
- in·con·ti·nent
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | incontinent | incontinenter | incontinentst |
verbogen | incontinente | incontinentere | incontinentste |
partitief | incontinents | incontinenters | - |
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘urine of ontlasting niet kunnende ophouden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1]
incontinent
- (medisch) niet in staat de urine of ontlasting te beheersen
- Hij verzorgde zijn incontinente moeder enige tijd zelf, maar dat viel uiteindelijk niet vol te houden.
- Het woord incontinent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "incontinent" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "incontinent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be