• in·cest·golf
enkelvoud meervoud
naamwoord incestgolf
verkleinwoord

de incestgolfv

  1. (seksualiteit), (misdaad), (familie) plotselinge, tijdelijke toename van aandacht voor seksueel misbruik van kinderen door één van de ouders
     Hij converseerde met haar over de toegenomen criminaliteit, over de incestgolf die over het land leek te razen.[1]


  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149