inboren
- in·bo·ren
- samenstelling van in bw en boren ww
inboren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inboren |
boorde in |
ingeboord |
zwak -d | volledig |
- met een draaiende beweging een gat maken in een voorwerp
- met een kogel een gat maken in een voorwerp
- [2] binnendringen
- iemand de grond inboren
zeggen dat iemand niet goed is; zeggen dat iemand het niet goed doet
- • Misschien wel het flauwste en gemakzuchtigste wat een recensent kan doen, is een schrijver de grond inboren op basis van een paar ongelukkige zinnen. [2]
- • Thijs Zonneveld: „Ik vind het jammer dat zij dit idee zomaar de grond inboren, terwijl je toch ziet dat het enorm veel creativiteit en innovatieve kracht heeft losgemaakt.” [3]
- Het woord inboren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inboren" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ HP de Tijd 03/02 | 2012 Een waanzinnige poets
- ↑ NRC Michiel van Nieuwstadt 2 september 2011 Zweten op de flanken van Hollandse Tourmalet
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be