inboedelverzekering

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·boe·del·ver·ze·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inboedelverzekering inboedelverzekeringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de inboedelverzekeringv

  1. verzekering tegen schade van alle goederen ín het huis
    • Wij hebben een inboedelverzekering afgesloten voor de roerende goederen en een opstalverzekering voor schade aan het huis zelf. 

Meer informatie

Gangbaarheid