inbeuken
- in·beu·ken
- samenstelling van in bw en beuken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inbeuken |
beukte in |
ingebeukt |
zwak -t | volledig |
inbeuken
- overgankelijk met een ram zich toegang verschaffen tot een afgesloten ruimte
- Zij slaagden er eindelijk in de poort in te beuken.
- inbeuken op iemand
1. met een ram zich toegang verschaffen tot een afgesloten ruimte
inbeuken op iemand
|
- Het woord inbeuken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inbeuken" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be