• in·beu·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inbeuken
beukte in
ingebeukt
zwak -t volledig

inbeuken

  1. overgankelijk met een ram zich toegang verschaffen tot een afgesloten ruimte
    • Zij slaagden er eindelijk in de poort in te beuken. 
  • inbeuken op iemand
95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be