Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Voorvoegsel

in- en in-

  1. in uitzonderlijk sterke mate (versterkend voorvoegsel voor inheemse bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden)
     Als ze het laken wegslaat, ziet ze meteen of iemand aan het coronavirus is overleden. Dan is er naar adem gesnakt: het gezicht is in- en inbleek, het hoofd staat naar achter en de mond is open.[1]
     „Het is in- en intriest dat dit gebeurt. Ik gun iedereen de vrijheid om te demonstreren, maar dat mag geen aanleiding zijn om eigendommen van anderen te vernielen”, zegt Kraaijveld.[2]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Denise Retera
    “De weduwe zwaaide de rouwauto uit” (12 mei 2020) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Elsje Jorritsma
    “Turkse Nederlanders helpen na vernielingen” (16 maart 2017) op nrc.nl