• ijs·prin·ses
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsprinses ijsprinsessen
verkleinwoord ijsprinsesje ijsprinsesjes

de ijsprinsesv

  1. een prinses die leeft in een wereld van sneeuw en ijs en dat uitstraalt, vaak kwaadaardiger dan een sneeuwprinses
    • De ijsprinses zaaide dood en verderf in haar ijskasteel.