• [A]: ijs·bal·le·tje
  • [B]: ijs·bal·let·je

het ijsballetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ijsbal, kleine bal van ijs

het ijsballetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ijsballet, klein ballet op schaatsen