Mejuffrouw Stamper, huurster van mevrouw Van Zeuren die haar de huur heeft opgezegd, deelt in een kort briefje mee dat zij aan de door Havinck voorgestelde gang van zaken (biezen pakken en wegwezen) geen medewerking zal verlenen. [1]
De zoon van een van mijn huursters wil schilder worden, zit sinds de herfst in Wenen op school, wilde op de Hongaars-Oostenrijkse Academie voor Beeldende Kunst beginnen, maar werd niet toegelaten en gaat in plaats daarvan naar een privéschool. [2]