huisvester
- Geluid: huisvester (hulp, bestand)
- IPA: / 'hœysfestər / (3 lettergrepen)
- huis·ves·ter
- Naamwoord van handeling van huisvesten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisvester | huisvesters |
verkleinwoord |
de huisvester v
- persoon of organisatie die zorgt voor het aanbieden en beheren van woonruimte
- ▸ In Horst aan de Maas hebben huisvesters deze zomer al een crisisplek gerealiseerd voor arbeidsmigranten die op straat dreigen te belanden.[1]
- Het woord huisvester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Venlose raad eist snelle maatregelen voor dakloze arbeidsmigranten” (17 october 2024), L1 Nieuws