• huis·ves·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord huisvester huisvesters
verkleinwoord

de huisvesterv

  1. persoon of organisatie die zorgt voor het aanbieden en beheren van woonruimte
     In Horst aan de Maas hebben huisvesters deze zomer al een crisisplek gerealiseerd voor arbeidsmigranten die op straat dreigen te belanden.[1]
  1.   Weblink bron “Venlose raad eist snelle maatregelen voor dakloze arbeidsmigranten” (17 october 2024), L1 Nieuws