Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·kleur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huiskleur huiskleuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huiskleurv / m

  1. een kleur die een organisatie consequent gebruikt in de communicatie met klanten
     Dweilorkesten en blaaskapellen staan in de startblokken als de betonmolen rond half vier draait. Deze is niet te missen, voornamelijk vanwege de felroze kleur, de huiskleur van de organiserende blaaskapel Ditist. Ballonnen, vlaggetjes en kleding in dezelfde tint maken de zaal in café Brockie tot één grote roze oase.[2]
     Mocht er een nieuw XS4ALL komen dan zal dat hoogstwaarschijnlijk niet onder die naam zijn. Dat zal KPN niet snel toelaten. Verdel: ,,Maar daar gaat het ook niet om, het gaat om te redden waar XS4ALL voor staat. En de huiskleur van een nieuwe speler kan altijd nog geel zijn.”[3]
     Maar de opgeroepen oranjestemming heeft niks te maken met Nederlanders die trots op zichzelf mogen zijn. Het is gewoon reclame. Voor een enorme bank die oranje ooit heeft omarmd als huiskleur.[4]

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bianca Lucas
    “Blazen op commando tijdens Grote Ditist Bingo Bloasfeest in Bornerbroek” (26-11-2018), Tubantia
  3.   Weblink bron
    David Bremmer
    “Actiecomité: ‘KPN blijft last van XS4ALL houden’” (28-01-2019), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Geschreven door:Sanne Rooseboom
    “ING, ga weg met je ‘Vind ik Oranje’” (28/12/2012), HP de Tijd
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be