huishoudonderwijs

  • huis·houd·on·der·wijs
enkelvoud meervoud
naamwoord huishoudonderwijs
verkleinwoord

het huishoudonderwijso

  1. (onderwijs) (huishouden) onderwijs in het huishouden; onderwijs dat gegeven werd op een huishoudschool
     Maud trouwde in 1938 met haar juwelier. Ze had een goede opleiding: de mulo in Batavia en daarna studeren voor lerares in het huishoudonderwijs.[1]


  1.   Weblink bron “'Wegwezen!', riep ze tegen de Japanners” (Zondag 22 augustus 2010, 13:25), NOS