• huis·houd·boek
enkelvoud meervoud
naamwoord huishoudboek huishoudboeken
verkleinwoord huishoudboekje huishoudboekjes

het huishoudboeko [1]

  1. (huishouden) notitieboekje waarin de uitgaven betreffende de huishouding worden genoteerd; kasboek voor een huishouding
     De thee en dergelijke dingen gaan nooit achter slot en grendel, en hij vraagt mevrouw Bucket nooit om het huishoudboek.[2]
     Ooit kon ze miljoenen uitgeven, maar nu moet de echtgenote van de New Yorkse miljardenoplichter Bernard Madoff voor elke 100 dollar die ze spendeert rekenschap afleggen. Van een New Yorkse rechtbank moet de 68-jarige Ruth Madoff een huishoudboekje bijhouden.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644
  3.   Weblink bron “Ruth Madoff moet elke 100 dollar verantwoorden” (Dinsdag 4 augustus 2009 om 00:00), De Standaard