huisfilosoof
- huis·fi·lo·soof
- samenstelling van huis zn en filosoof zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisfilosoof | huisfilosofen |
verkleinwoord |
de huisfilosoof m
- de lokale wijsgeer die verbonden is aan een programma of familie
- ▸ Hij grijnst. 'Behalve kunstschilder ben ik huissloof en huisfilosoof.'[1]
- ▸ Verder in de podcast met mooiste gesprekken uit het Oog van deze week: het NK Glazenwassen, het veelbewogen leven van zeehondenredder Lenie 't Hart en huisfilosoof Hans Schnitzler schijnt zijn licht op de Zwarte Pieten-discussie. De samenleving is volgens hem veranderd in een 'emocratie'.[2]
- Het woord huisfilosoof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
- ↑ Weblink bron “Podcast Oog: Lenie 't Hart, NK Glazenwassen en minder natuurgebieden” (11-11-2019), NOS