• huis·art·sen·groep
enkelvoud meervoud
naamwoord huisartsengroep huisartsengroepen
verkleinwoord huisartsengroepje huisartsengroepjes

de huisartsengroepv / m

  1. groep samenwerkende huisartsen die werken in verschillende praktijken
     Gisteravond spraken vertegenwoordigers van het AMC met gezondheidsjuristen, de Landelijke Huisartsenvereniging, met de huisartsenkringen uit Amsterdam, Noord-Holland en de huisartsengroep Schagen waar Tromp deel van uitmaakte. Dat waren volgens een woordvoerder van het ziekenhuis "indringende gesprekken".[1]
     Huisartsen in Flevoland roepen patiënten en collega's op om niet allemaal weg te lopen bij de IJsselmeerziekenhuizen. In een uitzending van Omroep Flevoland zei een huisarts uit Swifterbant alle vertrouwen te hebben in een doorstart. "Die doorstart wordt alleen maar bemoeilijkt als we nu definitief weglopen met zijn allen." De voorzitter van de Huisartsengroep Lelystad is het daar mee eens. "We moeten nu niet opeens alle afspraken afzeggen en inplannen bij andere ziekenhuizen. Ik denk niet dat dat echt helpt."[2]
  1.   Weblink bron
    Rinke van den Brink
    “"Melding IGZ na gesprek Tromp"” (vrijdag 13 december 2013, 20:14), NOS
  2.   Weblink bron “Huisartsen: loop niet weg” (donderdag 25 oktober 2018, 18:22), NOS