• hui·lend
stellend
onverbogen huilend
verbogen huilende
partitief huilends

huilend

  1. het aan het huilen zijn
    • Een huilend kind verstoorde het concert van het symfonieorkest. 
vervoeging van: huilen
verbogen vorm: huilende

huilend

  1. onvoltooid deelwoord van huilen
     Toen ik begreep dat Stalin gestorven was, keerde ik luid huilend terug naar mama thuis.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767