• IPA: /ɦauˈdu/
  • hou·doe
  • In de betekenis van ‘tussenwerpsel: groet’ voor het eerst aangetroffen in 1882 [1]
  • Waarschijnlijk een samentrekking van houd u/je goed[2]. Er zijn ook andere, minder waarschijnlijke etymologische verbanden gesuggereerd, bijvoorbeeld met het Franse adieu of het Spaanse a Dios.

houdoe

  1. (regionaal, Noord-Brabant) een begroeting of afscheidsgroet
    • Nou, houdoe! ik zie je morgen!