Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·tel·brand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelbrand hotelbranden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de hotelbrandm

  1. vuur dat delen verteert van een gebouw waar reizigers onderdak kunnen krijgen
    • Volgens hem zijn de problemen met de brandveiligheid aan het licht gekomen omdat Schiphol het Hilton Hotel wil verkopen aan een grote vastgoedpartij. „Die heeft veel hotels, ook in Dubai waar er onlangs een grote hotelbrand heeft gewoed. Deze partij heeft tests laten uitvoeren waardoor duidelijk werd dat het Hilton op Schiphol niet aan de eisen voldoet. Daarom worden de composiet-elementen nu vervangen.” [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen