• hos·tel·le·rie
enkelvoud meervoud
naamwoord hostellerie hostellerieën
verkleinwoord

de hostelleriev

  1. (horeca) landelijk gelegen hotel
     Boven op de Kemmelberg zijn een paar fraaie restaurants, de Hostellerie Kemmelberg en In de gouden jaren (met de Belvedère, vanwaarop je tot in Frankrijk kunt kijken).[2]
     Je kunt bij "t Korensant sinds kort overnachten, maar wij houden het bij een bed & breakfast in de sympathieke hostellerie De Broekstermaar bij Pieterburen.[3]
  1. Middelnederlandsch Woordenboek
  2.   Weblink bron
    Eva Berghmans
    “Hangmat en haiku’s in Het Heuvelland” (5 augustus 2023), De Standaard
  3.   Weblink bron
    Joep Habets
    “Abrikozensap met een velletje” (15 september 2007) op nrc.nl