hoorngeschal
- hoorn·ge·schal
- samenstelling van hoorn en geschal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoorngeschal | |
verkleinwoord |
het hoorngeschal o
- het geluid dat een hoorn maakt
- In de verte hoorde men het hoorngeschal ten teken dat de jacht was begonnen.
- Het woord hoorngeschal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.